Terug
Rouw

Over (2): Waar ik was toen ik hoorde dat mijn moeder longkanker had

9/11. De moord op Pim Fortuyn. MH17. Dramatische gebeurtenissen waarvan veel mensen zich nog herinneren waar ze waren en hoe laat het was toen ze erover hoorden. Ze herinneren zich de beelden, en vaak ook wat ze toen voelden. Ik ook.

Ergens in het najaar van 1995 vertelde mijn moeder dat ze longkanker had. Maar ik weet werkelijk niets meer van dat moment. 

Het waren trommelstokvingers die, zo leerde ik later, met zeer stil doch onheilspellend getrommel het overlijden van mijn moeder begonnen in te luiden. Met die vingers droeg ze op een plakkerige augustusdag in 1995 verhuisdozen onze nieuwe hoekwoning in. We waren net verhuisd van Veghel naar Franeker. 

Trommelstokvingers. Het elfjarige kind dat ik toen was vond het een vrolijk woord en het zag er best grappig uit. Mijn moeder zei dat ze ermee naar de huisarts zou gaan zodra het verhuisstof was neergedaald. 

Er is daarna een moment geweest dat ze vertelde dat ze longkanker had en dat de trommelvingers een symptoom waren. Zaten mijn ouders, broer en ik aan de keukentafel? Had ze mij apart genomen nadat ik was thuisgekomen van school? Hield ze me vast, zaten we naast elkaar op de bank, stopte ze me in? Ik denk wel dat ze zo rustig mogelijk haar verhaal heeft gedaan. Kan me tenminste niet herinneren dat ze overstuur was – iets wat waarschijnlijk vast indruk had gemaakt omdat ik mijn moeder tot op dat moment nog nooit had zien huilen. 

Ze vertelde dus op een zekere dag, op een of andere manier en op een of andere plek in huis dat ze longkanker had. Ik begreep dat dit een ziekte is. En ik dacht aan de andere keren dat ze wel eens ziek was, door de griep of zo. En dat dit nooit lang duurde. Longkanker en griep. Beide een ziekte. Van beide geneest ze, was mijn kinderlijke conclusie. Dat je dood kunt gaan van sommige ziekten was mij nooit verteld. En ik kan me niet herinneren dat mijn moeder me dat die bewuste dag leerde. Of ik heb het weggestopt, dat kan ook. 

Het voelde in de maanden erna niet alsof er iets veranderd was. Mijn moeder runde het huishouden zonder een dag te missen. Zat met de thee en koekjes klaar als ik thuiskwam van school. Volgde een kookcursus met de buurvrouw. Maakte het gezellig met kerst, door toastjes zalm te serveren toen we Ciske de Rat keken. De sfeer was ontspannen. Ook mijn vader straalde geen ongerustheid uit. Ik kan me niet herinneren dat het onderwerp ‘longkanker’ nog eens ter sprake is gekomen. Het leven was zo normaal, dat ik eigenlijk niks bijzonders uit die tijd voor de geest kan halen. 

Op één dag na. Mijn moeder vertelde dat ze onze belofte waarschijnlijk moest verbreken. Dat we later waarschijnlijk niet samen naar de hemel zouden gaan als ik 100 was en zij 130. Maar dat ze op mij zou wachten bij de poort van de hemel. Het was winter, rond vier uur, ik was net teruggekomen van school. We zaten samen op de rieten fauteuil bij het telefoontafeltje, ik zat bij haar op schoot, ze had haar armen om me heen geslagen. Er was verder niemand thuis. Zij huilde. Ik huilde. 

Dit is de tweede column over het overlijden van mijn ouders. Lees de eerste hier.

Door: Martine van der Linden. Geplaatst 22-6-2020