Terug
In memoriam

Voor wrakduiker Klaas Koch (1950-2020) uit Zuidbroek was geen zee te hoog

Dinsdagmiddag 24 maart, half vier. Een zwarte bus rijdt door de Buurmasingel in Zuidbroek en stopt bij nummer 8. Henk Bos stapt uit en plaatst een trap op de oprit. Daarop zet hij blikjes bier, frisdrank, wat shotjes. Uit de luidsprekers op de oprit schalt Nothing else matters van Metallica luid door de straat. Op repeat.

Voor het raam zit Klaas Koch in zijn verrijdbare bed, een blikje bier in zijn hand.

De Buurmasingel vult zich met auto’s. In de auto’s zitten duikvrienden. Zijn Wrakduikers. Ze rijden langs het raam van Klaas Koch, stappen uit, heffen het blik en groeten hem, de kapitein van de Zeester; ‘Kappie’, de man met wie ze de Noordzee hebben bevaren, afdalend naar de geschiedenis onder de golven. Een duim omhoog, een laatste proost, een ontroerend saluut.

Afscheid in tijden van corona.

Maar Klaas Koch was al 40 jaar lang besmet met een heel ander virus: de liefde voor het wrakduiken. Afdalen in het groene Noordzeewater, de stilte na de plons, de trage gewichtloosheid, de opwinding als zo’n niet-ontdekt ‘maagdelijk’ scheepswrak opdoemde, er binnen te gaan op zoek naar de scheepsbel die alles zou vertellen over de herkomst, rond te zwemmen in verdronken geschiedenis. Dat, vond Klaas Koch, was het mooiste wat er was. En er was maar één remedie tegen dit virus, zei hij: Zo vaak mogelijk wrakduiken.

Duikteam Zeester

Ieder weekend van april tot begin november voer hij uit met zijn duikteam Zeester, ook bij windkracht 7. Echt Klaas Koch: geen zee was te hoog.

Op 14 februari 1950 kwam hij ter wereld. Hij was de Pietje Bell van de Zeeheldenbuurt in Groningen, een kwajongen van het zuiverste water met een vrijheidsdrang die hem nooit zou verlaten, een jongen die niet recht wilde praten wat volgens hem krom was, dat was echt Klaas Koch.

Toen hij 11 jaar oud was, stierf zijn vader – zijn grote vriend- onverwacht aan een hartaanval. Dat vond hij zo onrechtvaardig van God dat hij vanaf dat moment niet meer geloofde, en de dominee aan zijn moeder vroeg of zij haar zoon van de zondagsschool af wilde halen; hij praatte de andere kinderen atheïstische denkbeelden aan.

De zee trok al vroeg. Hij was met zijn vader vaak wezen vissen bij Zoutkamp, zijn opa en oma waren schipperslui, zijn tantes waren getrouwd met schippers. De oude knecht van zijn opa die schipper was geworden nam hem vaak mee de zee op. Klaas wist toen al dat hij ooit zelf een schip wou. Als hobby. Niet om er zijn werk van te maken.

Liefde van zijn leven

In plaats daarvan ging hij naar de LTS om elektrotechniek te studeren en zou later via avondstudie zijn installateursdiploma halen.

Zeventien was hij, een mooie jongen met een dikke bos halflang zwart haar, toen hij in het speeltuingebouw Els ontmoette op een disco die hij met zijn vrienden had georganiseerd. Bam. Het was direct raak. Zijn ‘Elsje’ zou de liefde van zijn leven worden.

Ze verloofden zich in 1969, trouwden vier jaar later, gingen in de Ceramstraat wonen en kregen twee dochters: Yvonne en Linda.

Hij was een vader met wie je hard kon lachen, herinnert Yvonne zich. Een man van de practical joke: hij draaide voor het eten de zout-en peper busjes los, gooide tijdens het winkelen boodschappen in de karretjes van andere mensen, en als hij hun hond Kazan riep, bulderde hij steevast ‘Zuurkool! Kom nou!’ over straat. Grenzen waren er om verkend te worden. ‘Ik blijf altijd een kwajong’ zei hij dan.

Hij ontdekte tijdens het snorkelen in de Middellandse zee hoe fascinerend de wereld onder water is. Een kennis van zijn neef Harry Bontekoe nam hem mee naar duikclub Miramar Groningen, waar hij zijn duikersbrevet haalde.

In 1978 maakte Klaas zijn eerste wrakduik bij Terschelling, op het Duitse vrachtschip de Thasos. Meer dan 15 meter kraakhelder zicht had hij toen hij naar beneden zweefde en het schip zag, waar het binnen vol lag met serviesgoed en naaimachines; het was adembenemend.

Nog echts iets ontdekken

Vanaf dat moment wilde hij bij elke wrakduik zijn. En wel in de Noordzee. De Middellandse Zee, prachtig hoor, met die riffen en die gekleurde vissen – maar daar waren al honderden duikers op zoek. In de Noordzee kon hij tenminste nog echt iets ontdekken. Daar liggen zo’n 30.000 wrakken op de bodem, waarvan zo’n 12.000 boven de Waddeneilanden.

Klaas vroeg vissers naar coördinaten als hun netten ergens achter bleven haken. Hij ging actief op zoek naar informatie over potentiële wrakken. Hij voer in het begin vanuit Harlingen en Lauwersoog met visserskotters naar verschillende plekken, maar de vissers voeren niet ieder weekend uit.

Dus schafte hij een rubberboot aan met een buitenboordmotor. Gewapend met een geplastificeerde wrakkenkaart van Rijkswaterstaat, een duikkompas en een duikbril op tegen het spatwater sjeesde hij naar de wrakken. Echt Klaas Koch: onstuitbaar.

In 1989 kocht hij samen met Els een oud patrouilleschip: de Zeester. In het weekend voer hij uit met zijn kompanen, duikteam Zeester, een stelletje ruige zeebonken. ‘Los van het wief’ was het motto, ofwel; ‘een vrouw en een kip horen niet op het schip’.

Een geolied team: hij hoefde geen commando’s te schreeuwen- iedereen wist wat hem te doen stond. ‘Kappie’ was hij voor zijn duikvrienden. Rustig aan het roer draaiend in de opkomende zon zag hij eruit als een blije jongen. Hij was kapitein op zijn eigen schip; zijn jongensdroom was uitgekomen.

Neus voor wrakken

Klaas Koch had een neus voor wrakken en genoot onder vakbroeders en vissers groot respect. In de ruim veertig jaar dat hij naar wrakken zocht, perfectioneerde hij zijn techniek en zijn timing: wist precies op het goede moment de scheepshoorn te luiden zodat één van de duikers het ankertouw kon uitwerpen om deze binnen 5 minuten aan het wrak te kunnen bevestigen.

Duizenden wrakduiken maakte hij. Zijn opwindendste vondsten: de Engelse onderzeeër E3, de Kerwood, die miljoenen aan koper herbergde en het oorlogsschip de Mainz, die tijdens de eerste wereldoorlog naar de kelder was gejaagd bij Helgoland.

Klaas Koch wist wat hij deed. Hij kon het langst van iedereen onder water blijven. Hem kreeg je de kop niet gek. Maar hij besefte dat het duiken niet zonder risico was. In 1998 dreef Robert, een van de Zeesterduikers, af door de sterke stroming. Reddingswerkers keerden onverrichterzake terug naar de wal, maar Klaas Koch maakte op basis van stroom-en windberekeningen zijn eigen zoekschema, voer uit in zijn geliefde Zeester en vond zijn kameraad in levende lijve in het donker terug. Hij volgde zijn eigen koers, leverde eigenzinnig, heel gewoon, een prestatie van groot formaat: ook dat was echt Klaas Koch.

Hij wist zichzelf altijd rustig te praten, vertelde hij aan journalist Carlien Bootsma die een boek over hem schrijft. Verzuipen was niet zo’n erge dood, zei hij. Als je dat maar wist, raakte je niet in paniek. Klaas Koch was in control.

Een andere wending

Maar het leven nam een andere wending. Eind vorig jaar werd hij ziek en er was niks meer aan te doen. Hij nam het bericht zoals het kwam. Berustend. Het is wat het is, zei hij, hij had een mooi leven gehad waarin hij alles heeft gedaan wat hij wilde doen. Een fijn gezin, een geweldige vrouw, goede kameraden, de Noordzee met zijn geheime schatten.

So close, no matter how far

Couldn’t be much more from the heart

Forever trusting who we are

Nothing else matters.

Zijn ziekbed duurde een paar maanden. Vlak voor zijn dood vroeg hij nog aan de huisartsen of ze nog even een filmpje wilden zien. Van dat wrakduiken. Het ging voor alles, tot het laatste moment.

Echt Klaas Koch.

Artikel geplaatst in DvhN van 25-5-2020.