Terug
Rouw

Over (8): Hoe verdriet mij had

De eerste woorden die mijn stiefmoeder tegen mijn broer en mij zei bij het sterfbed van mijn vader: ,,We blijven toch wel bij elkaar?” 

Natuurlijk bleven we bij elkaar. Maar verschillend waren we niettemin. En botsen deden we ook. Vanwege die verschillen. Vanwege het onbesproken verdriet. Vanwege mijn puberteit. Vanwege een combinatie van dit alles.  

,,We zíjn geen echt gezin meer!” Ik weet niet meer waar de ruzie precies over ging toen ik dit tegen mijn stiefmoeder brulde. Ik weet nog wel hoe beroerd, hoe verdrietig ik me voelde. 

Er volgde een stilte waarin alles doofde. De boosheid die we tot dat moment ervoeren. De luidheid van onze stemmen. De felheid in onze gezichten. Mijn stiefmoeder verbrak de stilte. ,,Volgens mij wordt het tijd dat je met iemand gaat praten over het verlies van je ouders.”  

Later vertelde ze me dat ze op dat moment besefte dat ze iets had gezegd wat niet meer uitwisbaar was. Iets wat mij lichtjaren van haar had kunnen doen verwijderen, als die opmerking bij mij verkeerd was gevallen. Maar hij viel niet verkeerd.  

Ja, ik functioneerde prima in het dagelijks leven. Maar onder de oppervlakte ploeterde ik. Ik miste mijn ouders, ik had verdriet, ik wist niet wat ik ermee moest en was ontzettend moe. Toch dacht ik dat ik me aanstelde. Want ik functioneerde toch? 

Wat mijn stiefmoeder zei voelde als een verlossing. Eindelijk kon ik stoppen met knokken. Mocht ik hulp inschakelen. Was het allemaal begrijpelijk wat ik voelde. En logisch bovenal.  
 

Ik kon alleen maar huilen.  

Het eerste gesprek met de man die mij hielp helen, duurde drie uur. Drie uur waarin ik alleen maar sprak. Vooral over mijn ouders, hoe die overleden, hoe het daarna verder ging.  

Ik was doodop naderhand. Maar nog meer dan moe voelde ik me licht. Het was alsof met elk woord dat ik sprak, mijn ziel werd bevrijd van een loodje. Er volgden meer gesprekken. Binnen een schooljaar werd het traject afgerond.  

De man die me heeft helpen helen, vatte in het afsluitend gesprek samen wat mijn staat was toen ik voor de eerste keer met hem in gesprek ging. ,,Jij had verdriet, maar het verdriet had vooral jóu.”  

Ik begreep wat hij bedoelde. Ik was in het verdriet verpakt zoals een vlinder in de draden van een spin. Na het eerste gesprek waren de draden verdwenen en kon ik het kleverige web uit kruipen – iets wat steeds makkelijker ging. En na het laatste gesprek vloog ik voor het eerst sinds jaren.  

Door: Martine van der Linden