Terug

Er hangt een zweem van mysterie en onbekendheid rondom de combinatie werken en de dood. De dood is voor veel mensen een lastig onderwerp, laat staan als je er je beroep van hebt gemaakt. Wat beweegt iemand om het laatste afscheid van een persoon als werkterrein te hebben? Wat houdt het vak in? Is het een roeping, een bewuste keuze? Wat betekent het voor je persoonlijke leven als je in een branche werkt waar de dood een (prominente) rol speelt? In deze serie spreekt Cick Geers met mensen die hun werk uitvoeren rondom de dood.

Jan is nog maar 17 jaar wanneer hij in 1973 aan de politieacademie de opleiding tot agent volgt. In 2016 maakt hij, na een lange en succesvolle loopbaan, gebruik van de vroegpensioenregeling. Tijdens zijn carrière werkt hij voor de rijkspolitie, als postcommandant op Ameland en later als wijkagent in het Vechtdal. Jan kijkt terug op een bewogen tijd bij de politie waarin hij, vaker dan hem lief was, de dood op zijn pad trof.

De deurbel gaat en een agent staat voor de deur met de vreselijke boodschap dat een dierbare is overleden; een nachtmerrie voor velen, maar het is een onderdeel van het werk van een politieman (of -vrouw).  Jan was meerdere malen die agent. Wanneer ik hem vraag of hij zich dat realiseerde als jonge jongen, kijkt hij mij indringend aan. ‘Toen ik als aspirant in het vak aan de slag ging, werd ik vooral getrokken door twee dingen: spanning en het bieden van hulp’. Hij lacht dan even en zegt: ‘Die spanning krijg je vanzelf wel in je dagelijkse werk, het bieden van hulp, daarin heb je als mens achter de politieman een groot aandeel. De dood zal voor geen enkele agent (in opleiding) als verrassing komen. Ik wist dat ik ermee te maken zou krijgen. Het brengen van slechtnieuwsgesprekken, zoals ik ze noem, hoort daar ook bij. Hoewel je in je opleiding getraind wordt op het voeren van dergelijke gesprekken, ziet de praktijk er toch anders uit’. 

Het lijkt mij dat je je nauwelijks kunt voorbereiden omdat je als politieman niet weet wat je gaat aantreffen bij nabestaanden. Jan denkt even na en zegt dan: ‘Dat is niet helemaal zo. Iedere keer wanneer ik wist dat ik een dergelijk verwoestend bericht moest gaan brengen, dan maakte ik toch even een inschatting. Ken ik deze mensen misschien al? Wat voor een familie is het? Het is natuurlijk heel heftig om iemand te moeten vertellen dat een dierbare is overleden, maar het is wel je werk. Je moet dat dus goed en zorgvuldig doen…. En ja, je bouwt er helaas ook ervaring in op..’ Jan stopt even met praten. ‘Weet je, ik heb geleerd dat je maar beter meteen met de deur in huis kunt vallen en het slechte nieuws direct ter sprake moet brengen. Toch heb ik achteraf ook weleens gehoord dat men het liever anders had gehad. Daar dacht ik dan wel over na. Had ik het toch anders kunnen doen? Voor mij was belangrijk dat ik hulp kon bieden en aandacht kon hebben voor de nabestaanden. De tijd nemen en mensen niet alleen laten. Gelukkig ben ik op mijn best wanneer er dingen geregeld en gecoördineerd moeten worden, dat helpt wanneer je iemand bijstaat die even helemaal de weg kwijt is. Want ook dat kom je tegen. Sommigen reageren apathisch, anderen gaan compleet door het lint. Ik heb begrip voor iedere reactie en kan daarmee omgaan. Misschien dat dat de reden is dat ik vaak door collega’s gevraagd werd om juist die gesprekken op me te nemen’. 

Voor Jan maakte het overigens geen verschil of hij het overlijden van een jonger iemand, een kind of een oudere moest komen vertellen. ‘Ongeacht wie er is overleden; het blijft een vreselijk gesprek. Voor mij stond altijd de nabestaande voorop. Zij hadden recht op aandacht en hulp op zo’n moment; een belangrijke taak van de politie in dergelijke situaties’.

Ik vraag Jan of hij juist deze kant van het vak niet mee naar huis nam. Het is immers emotioneel behoorlijk belastend. ‘Je weet als je voor dit vak kiest dat je geconfronteerd gaat worden met heftige zaken. Als politieman ben je vaak als één van de eersten bij een zwaar ongeval, bij een zelfdoding of ruzie die vreselijk uit de hand loopt. Politiewerk is mensenwerk, de dood hoort daarbij. Ik ben gelukkig in staat gebleken om al deze ervaringen goed te kunnen verwerken. Zodra ik de deur achter mij dichttrok bij een familie, die ik zojuist over het overlijden van hun zoon had moeten berichten, kon ik het gevoel en de emotie die daarbij hoorden van mij afzetten. In mijn optiek moet dat ook, anders loop je op een gegeven moment zelf vast. Dat heb ik regelmatig gezien bij collega’s. Natuurlijk praat je er thuis soms nog wel even over; dat hoort ook bij de verwerking’. 

Jans partner is aangeschoven. Ook zij is werkzaam bij de politie. ’Dat maakt het wel makkelijker’, vertelt ze. ‘Ik wist precies wat Jan doormaakte en had vaak genoeg aan een half woord’.  Jan knikt en kijkt haar aan: ‘Ja, en nu heb ik dat met jou. We staan er beiden op dezelfde manier in. Ik denk dat dat ook een reden is waarom ik er al die jaren zo goed mee kon omgaan. Los van de politiewerk zijn we namelijk bovenal mensen van vlees en bloed’.