Terug

Er hangt een zweem van mysterie en onbekendheid rondom het werken in de uitvaartbranche. Alles rondom de dood is sowieso voor veel mensen een lastig onderwerp, laat staan als je er je beroep van hebt gemaakt. Wat beweegt iemand om het laatste afscheid van een persoon als werkterrein te hebben? Wat houdt het vak in? Is het een roeping, een bewuste keuze? Wat betekent het voor je persoonlijke leven als je in een branche werkt waar de dood een (prominente) rol speelt? In deze serie spreekt Cick Geers met mensen die hun werk uitvoeren rondom de dood.

Iemand wees me op een artikel uit het AD van 2017: het RIVM verwacht dat het aantal mensen dat doodgaat aan dementie in de komende twintig jaar verdrievoudigt.

Wanneer je sterft aan vergeetachtigheid… hoe denk je dan over de dood?

Jan ’t Hoen heeft me uitgenodigd om op bezoek te komen in ‘zijn’ Huize Wezup. Samen met zijn echtgenote Thea, dochters Merel en Eline en een klein team van medewerkers runt hij deze kleinschalige, particuliere woonvorm voor mensen die vanwege dementie niet meer zelfstandig kunnen wonen. Momenteel wonen er 8 ouderen. ‘Het is ons er alles aan gelegen om deze mensen, die in de laatste fase van hun leven zijn aanbeland, een zo prettig mogelijk leven te bieden. Niet kijken naar wat slechter gaat, maar steeds de blik op vooruit’, zegt Jan wanneer ik hem vraag naar de achtergrond van Huize Wezup.

 ‘We weten en accepteren natuurlijk dat dit het eindstation is, maar we zijn daar dus helemaal niet mee bezig’. Gedreven vertelt hij verder dat een verblijf in Huize Wezup gericht is op het leven, op het activeren van de bewoners. Wonen in Huize Wezup staat voor een hoge kwaliteit, eruit halen wat erin zit en zeker niet toekijken hoe iemand met dementie met grote stappen achteruit holt. Jan noemt het voorbeeld van een oudere met een dementie die wegkwijnt aan een tafel om vervolgens binnen een paar jaar uit te doven. ‘We doen alles waar onze bewoners blij van worden’, vertelt Jan. ‘We sporten, er is ruimte voor hobby’s, we tuinieren, wandelen en lezen samen de krant. Verplicht om acht uur naar bed is er hier echt niet bij’. Jan lacht als hij zegt: ‘Eigenlijk leven we hier alsof we nog 40 jaar voor de boeg hebben’. Hij gaat dan serieuzer verder: ‘en dat lijkt zijn vruchten af te werpen’.

De bewoners beamen dat. Zo is daar de hoogbejaarde mevrouw V.: ze leidt aan dementie en zelfstandig wonen was geen optie meer. Mevrouw V. ging hard achteruit en woont inmiddels een paar jaar in Wezup. In die paar jaar lijkt de dementie aan kracht te hebben ingeboet, mevrouw is actief en de vergeetachtigheid is soms nauwelijks merkbaar. Wanneer ik haar vraag of ze nadenkt over de dood reageert ze nuchter: ‘Het einde komt voor iedereen, maar het wordt er niet beter op als je stil blijft zitten. Ik doe dus zoveel mogelijk dingen die ik leuk vind en gelukkig kan dat hier’. 

‘De dood hoort erbij, zo is het leven, mengt meneer G. zich met een grote glimlach in het gesprek. Bedachtzaam legt de 88-jarige me uit waarom hij hier woont. Het leven ontglipte hem beetje bij beetje: hij had geen overzicht meer, liet regelmatig het gasfornuis aanstaan en raakte gedesoriënteerd. Hij verloor het contact met zijn omgeving  en verwaarlozing lag op de loer. ‘Mijn dochter heeft ervoor gezorgd dat ik hier kon wonen. Ik voel me veel beter nu. Het leven heeft weer zin’.

Meneer G. beschikt, net zoals de meeste bewoners van Huize Wezup, over een wilsbeschikking. Die heeft hij opgesteld toen hij de diagnose Alzheimer kreeg.  Als hij het leven niet meer wil leven, mag hij eruit stappen. Het hebben van zo’n wilsbeschikking geeft hem rust. Is het moment daar, dan kan hij terugvallen op de wilsbeschikking en bepaalt meneer zelf het moment waarop hij wil sterven. Hij haast zich erbij te zeggen dat het leven hem nog uitstekend bevalt in Huize Wezup. Die wilsbeschikking, daar denkt hij nu niet aan, al weet hij dat de dood een onderwerp is waar open over gesproken kan worden.

Meneer G. lacht vriendelijk naar me en wandelt rustig weg terwijl hij zijn gevoel over de dood treffend in drie woorden omschrijft: ‘C’est la vie!’