Terug
In memoriam

Nel Wagenaar ging dansend het leven uit

Een statige, deftige dame, kranig en open-minded. Nel Wagenaar-Veenman, die op 2 april op 96-jarige leeftijd overleed, ging nooit de deur uit zonder hoge hakken, een nette blouse, lange rok, ketting om en altijd een hoed op. Ruim zestig jaar woonde ze in Balk, maar op haar 87ste verhuisde ze naar Amsterdam, waar ze een tweede ‘jeugd’ beleefde.

Dat had ze vooral te danken aan Het Danspaleis, een Amsterdamse organisatie die door heel Nederland reist en verzorgingshuizen en buurtcentra omtovert tot een disco voor ouderen. Op dit dansfeest in nostalgische sfeer worden krakers van vroeger gedraaid, rock ’n roll, de polonaise en de Engelse wals. Die laatste danste Nel het liefst met Danspaleis-medewerker Dieuwer.

Ze had een agenda waarin stond waar Het Danspaleis was. Dan pakte ze de taxi, vertelde de taxichauffeur dat ze ging dansen en liet zich afzetten. In de documentaire Cheek to Cheek over dit dansfenomeen vervult ze één van de hoofdrollen en vertelt ze: ,,Ik leerde dansen op de voeten van mijn vader. Mijn ouders dansten en ik hing er tussenin.’’ Zoon Dirk uit Balk daarover: ,,Mijn vader en moeder dansten altijd het zweet van hun voorhoofd. Mijn moeder was vol van muziek, ging als eerste de dansvloer op en als laatste eraf.’’

Geen wonder dat ze ambassadrice voor Het Danspaleis werd. Ze stimuleerde andere ouderen de dansvloer op te gaan. Pakte gerust de rolstoel van iemand om daarmee te gaan zwieren. Zo werd ze ook het gezicht van de feestdagencampagne die Lidl voerde met flessengeld inleveren. Ze noemde zichzelf het Lidl-meisje. ,,Die aandacht vond ze prachtig’’, weten kinderen en kleinkinderen.

Nel Wagenaar-Veenman (1923-2020)

Kleindochter Marijke Passchier uit Joure woonde, net als haar zus Neeltje Wagenaar, in die tijd in Amsterdam. Ze namen hun oma overal mee naartoe. Naar de Albert Cuyp Markt, eten bij Loetje en kermis in De Rijp. Toen kleindochter Neeltje hoorde dat ze graag nog eens wilde vliegen, besloten zij en haar man oma een weekendje mee te nemen naar Barcelona.

Na een val wilde ze het dansen weer oppakken, ook al was het achter de rollator. In de documentaire vertelt ze: ,,Ik oefende ’s nachts, geen mens mocht me zien krukken.’’ ,,Zo sterk als een beer, alles kon bij haar’’, herinnert Dirk zich zijn moeder. En ze deelde altijd uit: ,,Meisje heb je wel gegeten, vroeg ze dan, en dan bakte ze een eitje.’’ Ze ging nooit met lege handen naar Het Danspaleis. Altijd was er een tros bananen of nam ze chocoladekoekjes mee.

Ze wilde terug naar Friesland

Noodgedwongen moest ze wegens renovatie van haar tehuis naar een ander huis in Amsterdam. Daar kwijnde ze weg. Ze smeekte haar familie haar terug te halen naar Friesland. Daar was ze na de oorlog met haar man Piet Wagenaar neergestreken. Ze had hem als politieman ontmoet in Amsterdam, maar hij moest terug naar Friesland om zijn vader als veehandelaar te helpen. Een hele overgang. Nel belandde ,,tussen de klompen, maar liep steevast door Balk met hoge hakken en bontjas’’.

Zodra haar man met pensioen zou gaan, zouden ze terugkeren naar Amsterdam. Maar na zijn pensioen bleef hij vee houden en daarna werd hij ziek. Na zijn overlijden verhuisde ze op hoge leeftijd alleen naar Amsterdam en keerde zes weken voor haar overlijden terug naar Lemmer.

Het Danspaleis omschrijft zichzelf als ,,tankstation van levensvreugde’’. Als dat voor iemand is opgegaan, dan is het wel voor dansende Nel.