Terug
In memoriam

Jannes Berghuis, de lieve jongen die zomaar viel

Jannes Berghuis bezat een hele batterij notitieboekjes.

Daarin schreef hij, in een net, cursief handschrift. Over wat hij meemaakte op zijn reizen. Over hoe je kon zien of een vis ziek was of gezond. Over wat hij wilde worden na zijn studie. Over wie hij wilde worden. Niet iemand die hele dagen in een laboratorium slijt, zo ver was hij in elk geval. Nee, hij wilde betekenis hebben. De wereld een beetje beter en mooier maken.

Jannes kwam ter wereld als jongste zoon van Willem Berghuis en Claudia Wiese. In Zuidlaren, waar Willem en Claudia een mooi, vrijstaand huis-met-tuin hadden gekocht, met de vooruitziende blik op opgroeiende kinderen die zich dan lekker buiten zouden kunnen uitleven.

Alles samen met z’n zus

Dat deden ze, de kinderen Berghuis, Jannes en zijn grote zus Minke. Ze bouwden hutten en sprongen slootje. Allebei gingen ze op hun zevende op scouting, Minke eerst, Jannes volgde haar een paar jaar later.

Sowieso wilde hij als klein jongetje alles samen met z’n zus doen. Op familiebezoek verwonderden ooms en tantes zich over de twee, hoe voorbeeldig-onafscheidelijk ze waren. Op vakantie maakten ze zelden campingvriendjes. Ze hadden elkaar.

Ze leken ook op elkaar. Allebei konden ze goed leren. Op het Maartenscollege in Haren deden ze vwo, met een voorliefde voor exacte vakken. Verschillen waren er ook. Jannes was duidelijk de extraverte van de twee, het gezelligheidsdier, dat eventuele vermoeidheid gemakkelijk vergat als er ergens een vriend of een feestje wachtte.

Soms nam hij Minke mee uit feesten. Dan stond ze met open mond te kijken hoe haar kleine broertje in één of andere kroeg achter de bar sprong en gasten begon te bedienen, net zolang tot iemand in de gaten kreeg dat hij daar helemaal niet hoorde. En dan sprong hij er breed lachend weer achter vandaan.

Een grapjas, een lefgozer én een lieverd

Tegelijk bleef hij een lieve jongen. Niet zozeer meer schattig en klein – boven z’n grote zus was hij wel een kop uitgegroeid – maar zorgzaam. Jannes kookte graag voor zijn familie, voerde ellenlange gesprekken met Minke via Skype, stuurde haar berichtjes als ze er laat op uit was: laat je me weten als je veilig thuis bent?

Een grapjas, een lefgozer, én een lieverd. De combinatie maakte hem, natuurlijk, mateloos populair. De meisjes op het Maartenscollege, waar hij na zijn eindexamen terugkeerde voor een bijbaan als technisch onderwijsassistent, waren zo gek op ‘m dat ze zich ineens in groteren getale dan ooit aanmeldden voor de scheikundepractica die hij begeleidde.

Toch had hij nooit vriendinnetjes. Hij was het type niet om aandacht te exploiteren. Geen flirt, niet van de losse flodders. Banden met anderen moesten het diepe in, echt zijn, ergens over gaan, of anders hoefde het voor hem niet.

Vraag het z’n vrienden, waarvan hij er zoveel had. Scouts, huisgenoten, klasgenoten, de groep van school waarmee hij in 2015 een reis naar Cambodja maakte voor een project over de textielindustrie: hij liet geen band verwateren, verloor niemand uit het oog. Als Jannes een keer je vriend was, dan raakte je ‘m niet meer kwijt.

En wat nu hierna?

Jannes ging aan de RUG biomedische wetenschappen studeren, vooral omdat hij op school veel plezier gehad had in biologie, en biomedische wetenschappen zou daar wel op lijken. Dat viel een beetje anders uit dan verwacht. Tegen het einde van zijn bachelorfase was Jannes erg bezig met: en wat nu hierna?

Af en toe bezocht hij bedrijven om vast informatie in te winnen, bezoeken waarvan hij zorgvuldig verslag deed in zijn opschrijfboekjes. Pluspunten, minpunten, losse gedachten.

Het milieu, daar kwamen zijn overpeinzingen vaak bij terug. Klimaat en natuur gingen hem aan het hart, nog meer na een semester studeren in Noorwegen, waar hij zo vaak hij kon naar buiten ging: vissen, mountainbiken, wandelen tussen de bergen met hun witbesneeuwde toppen. Als hij daar later toch eens iets mee kon doen, het beschermen van al die imposante, kwetsbare schoonheid…

Hij stopte maar vast met vlees eten. Dat leek een goed begin. Hij is nooit verder gekomen.

Wat er precies is gebeurd, zal de familie nooit zeker weten

Op de ochtend van 24 juni werd Jannes wakker op zijn kamer in de Zwanestraat. Hij stapte z’n bed uit, schakelde z’n laptop vast aan, ging de trap op naar de badkamer. En daar zakte hij in elkaar. Hij overleed, 21 jaar oud.

Wat er precies is gebeurd, zal de familie Berghuis nooit zeker weten. Ze wilden geen autopsie, niet op dat moment. Wat Jannes fysiek geweest was, het lijf waar hij zo zorgvuldig mee om was gegaan, dat moest zo blijven zoals het was.

Wat ze wel weten is dit: Jannes’ gezicht stond niet bang of verwrongen, zoals vaak het geval is bij een hartaanval, maar volmaakt kalm, alsof hij sliep. Was het een beroerte? Een aneurysma? Wat er ook gebeurd is: het moet pijlsnel gegaan zijn, zonder pijn.

Nu is Jannes thuis, in de tuin in Zuidlaren, waar zijn urn is bijgezet. Daarvóór zijn al zijn vrienden afscheid komen nemen: van de scouting, van school, de Cambodjagroep, zijn huisgenoten. Natuurlijk, hij was populair, zijn zus en ouders wisten het wel. Maar dat Jannes het in zo’n kort leven voor elkaar gekregen had om zoveel te betekenen, voor zoveel mensen – dat wisten ze niet.

Net zomin als van de notitieboekjes. Vol gedachten, dromen en doelen, vol vastberaden plannen om later, als hij groot was, een goed mens te worden. Misschien wist hij zelf niet eens dat hij dat allang was.

Dit artikel is geplaatst in Dagblad van het Noorden op 08-12-2019.