Terug
In memoriam

Boek als levend monument voor 102.000 oorlogsslachtoffers

2017 stond voor onderzoeker José Martin van Herinneringscentrum Kamp Westerbork in het teken van een monsterklus. Het afgelopen jaar werkte ze aan De 102.000 Namen: een monument voor alle vanuit Nederland gedeporteerde en vermoorde Joden, Sinti en Roma.

De laatste loodjes vallen haar zwaar. José Martin houdt niet per se van de vroege ochtend (vanochtend liet ze nog een glas kapot vallen, in duizenden glinsterende scherfjes) maar de stilte van het vroege uur komt vandaag goed uit. De tijd hijgt in haar nek, deadlines zijn al verstreken, de definitieve inleverdatum nabij. ,,Alles wat in het boek komt, moet goed zijn.’’

Ze werkt aan een boek met daarin alle namen van 102.000 Joodse oorlogsslachtoffers. Eerder, in 1995, zijn die samengevoegd in In Memoriam. Maar dat is ruim twintig jaar later aan vervanging toe. Martin is freelance journalist (ze werkte lang voor RTV Drenthe) en al zeventien jaar onderzoeker bij het Herinneringscentrum. De afgelopen jaren werkt ze samen met collega’s en tientallen vrijwilligers aan het uitbreiden en completeren van de informatie in de database van het voormalige durchgangslager.

Maar, zo ontdekken ze gedurende het werk, er is veel onjuist, incompleet of onduidelijk. Iets wat bij het oplezen van de 102.000 namen, sinds 2005 om de vijf jaar, pijnlijk duidelijk wordt. Het gebeurt regelmatig dat iemand zichzelf of familie tegenkomt als overledene op de lijst. Honderden namen staan verkeerd in de kamparchieven. Fouten die ze, perfectionistisch als ze is, in het boek wil vermijden. Maar dan zijn er die deadlines. Die tijdsafspraken die maken dat Martin moet zeggen: ,,Ik dans zo hard ik kan. Het is nooit af.’’

Net geen 102.000 namen

In De 102.000 Namen staan net wat minder dan 102.000 namen. De belangrijkste oorzaak: de namen van de via Mechelen getransporteerde Joden zijn niet meegenomen. Hun namen stonden wel in het vorige boek. ,,Het gaat om mensen die niet in de oorlog in Nederland hebben gewoond of zijn geweest”, vertelt Martin. ,,Daarom nemen we ze niet op in dit boek.” Daarentegen worden vierhonderd namen genoemd die eerder nog niet op papier stonden. De onbekende mannen en vrouwen van wie het, ondanks speurwerk, nog niet is gelukt de identiteit te achterhalen krijgen een speciale plek in het boek. Op de laatste pagina worden zij genoemd.

De 102.000 Namen wordt uitgegeven door Boom Uitgevers en Herinneringscentrum Kamp Westerbork en op vrijdag 26 januari gepresenteerd. Een dag later is de tentoonstelling met het werk van de Amsterdamse kunstenaar Bart Domburg, die met een fineliner de namen van alle slachtoffers op 29 vellen van 1.50 bij 2.80 meter schreef, voor iedereen toegankelijk.

Nu is ze bezig met een aller-, állerlaatste check. Op haar twee computerschermen staan uitgebreide excellijsten, vol feiten. Naam, geboortedatum en -plaats, sterfdatum en -plaats. En dat in duizendtallen, gerangschikt op alfabetische volgorde. Sommige gemarkeerd met felle kleurtjes: het resultaat van een tenniswedstrijd tussen haar en de vormgever. ,,Hij ziet iets opvallends, markeert het en stuurt het naar me terug.’’ Zij elimineert, controleert of past aan. Die extra controle lucht op.

Letter voor letter werkt ze nu de lijsten af. Eigenlijk had ze het al in de zomervakantie af willen hebben. Maar ze moest er even tussenuit. De feiten de feiten laten. De schimmen van de doden achterlaten in Westerbork. ,,Ik zag door de bomen het bos niet meer, merkte dat ik fouten ging maken.’’

Uijekruijer

Ze is bij de U. ,,Hier was ik nog redelijk helder, geloof ik’’, lacht ze. De naam van Mathilde Uijekruijer-Citroen heeft een kleurtje van de vormgever gekregen. ,,Dat is opvallend’’, mijmert ze hardop. De naam Uijekruijer wordt zowel met, als zonder n geschreven. ,,Heet deze Mathilde Uije- of Uijenkruijer?’’ Er staan geen familieleden op de lijst. Maar de ervaren onderzoeker weet precies waar ze moet zoeken. Klik: naar het Stadsarchief van Amsterdam. Mathildes echtgenoot blijkt de in 1937 overleden Jacob Uijekruijer. ,,Ah, voor de oorlog. Daarom kennen we hem hier niet.’’ Ze voegt hem toch toe in de archieven als echtgenoot van Mathilde. ,,Anders blijft een volgende zich dat afvragen.’’ De Uijekruijers kloppen. Raadsel opgelost.

Door naar de volgende, de lijst V. De op 18-jarige leeftijd in Auschwitz gestorven Lore Vijth staat moederziel alleen op de lijst. Martin linkt haar snel aan haar ouders Bertha en Max en zus Ellen, gaat in de verschillende archieven na of de veronderstelde familieband klopt en herenigt Lore met één muisklik met haar familieleden, die als Vyth in het boek zijn opgenomen.

Het lijken triviale zaken, waar Martin zich mee bezighoudt. Vijth of Vyth, Uijenkruijer of Uijekruijer, Oswiecim of Auschwitz, feitelijke overlijdensdata. De basis voor het boek zijn de transportlijsten van Westerbork naar het Oosten. Die zijn bewaard gebleven. Maar wie denkt dat de Duitsers gründlich te werk gingen komt bedrogen uit. ,,Dat is nog een understatement. In transportlijsten brachten ze verbetering op verbetering aan. Wat dan de eindlijst is, gaven ze niet aan. Dat maakt het ontzettend lastig te achterhalen.’’

De zussen Esther (links) en Lore Vyth. Lore werd achttien jaar.

Ze laat een nieuwe lijst zien. Van alle mensen die volgens de aktes zijn overleden op 30 september 1942. ,,Hier staan meer dan zevenduizend namen op. Dat kunnen er nooit zoveel zijn.’’ Van een aantal mensen is de exacte overlijdensdatum al jaren bekend. Maar dat zegt niet dat informatie dan ook wordt bijgewerkt. ,,Ik heb eens een briefje gezien van iemand die wist dat een persoon eerder was gestorven dan 30 september.’’ Laten we het maar niet melden, dat geeft maar gedoe, stond erop. ,,Daar kan ik zó boos om worden.’’

Eerder of later overlijden heeft gevolgen waar menigeen niet over na zal denken. Erfeniskwesties, bijvoorbeeld. ,,Des te later iemand overlijdt, des te beter voor de één of de ander.’’ Details, die er 70 jaar na dato zeker nog toe doen. ,,Het aantal vragen is nog nooit zo hoog geweest. Deze generatie durft veel meer te vragen. En juist die details doen ertoe. Die maken een persoon tot wie hij of zij geweest is.’’

Martin klikt een nieuw schermpje aan. ,,Kijk, dit is zo treurig. Dit is een aanvraag bij het Rode Kruis, van familie of kennissen die een familielid kwijt zijn. Als je dan nagaat dat foto’s in die tijd heel kostbaar waren en dat ze dan de enige foto die ze hebben opsturen.’’

Stilte

Drie dagen in de week werkt Martin in het Herinneringscentrum. ,,Meer zou ik ook niet willen, ook niet kunnen denk ik. Ik probeer altijd met mijn journalistieke oog te kijken, afstand te houden. Anders kun je dit werk niet doen.’’ Als het te veel wordt zoekt ze de stilte van de bossen rondom het Herinneringscentrum op. Afstand houden lukt niet altijd. ,,Sommige verhalen dringen door je pantser heen.’’

De tijd kruipt ondertussen verder. De wereld wordt wakker, de telefoon rinkelt. Tussen de controles door handelt Martin vragen en verzoeken af. De auteur van een boek over de Joodse feministe Rosa Manus belt. Manus’ overlijdensdatum klopt niet, zegt ze. Volgens de overlijdensakte is Manus op 28 april 1943 overleden in Ravensbrück. Dat moet maart 1942 zijn, zegt de schrijfster. Bovendien is ze niet in Ravensbrück overleden, maar in een euthanasiekamp in Bemburg. ,,Ik heb de wijziging al staan voor ons boek. Het komt nog goed’’, zegt Martin met haar kalme radiostem. Ze hangt op. ,,Bijzonder verhaal ook weer. Totungsanstalt Bemburg was een psychiatrische kliniek waar mensen werden vermoord.’’

De handgeschreven namen

De gesprekken kort houden lukt niet. ,,Veel mensen die informatie opvragen denken dat het met één muisklik gedaan is’’, vertelt ze. Op haar schermen staan inmiddels tientallen tabbladen open. Naar het Stadsarchief in Amsterdam, het digitale Joods Monument, genealogiewebsite WieWasWie. ,,Ik ben inmiddels zo doorgewinterd in zoeken, ik vind eigenlijk altijd wel wat.’’ Daarmee is allerminst gezegd dat dingen daarmee zijn afgedaan. ,,Iedere vraag is een verhaal. En over iedere vraag kun je een boek schrijven.’’

Op haar bureau liggen post-its en andere briefjes met namen en data. Nog uit te zoeken. Mogelijke veranderingen. Opnieuw gaat de telefoon. Een vrijwilliger in Amsterdam belt met de vraag of een persoon Rachel of Marianna heet. ,,Leuk he? Dit soort raadseltjes’’, reageert Martin. Ze laat het zien. De naam van een vrouw die op tachtigjarige leeftijd in Westerbork belandde is niet meer te achterhalen. ,,Sommige zaken blijven een raadsel.’’

Ze kan er niet goed tegen, is een perfectionist. Beneden, in de hal van het Herinneringscentrum, laat ze de grote wand vol foto’s zien. ,,Het liefst zou ik een boek maken met alleen maar dit’’, zegt ze, wijzend naar de gezichten van al die mensen die in Kamp Westerbork woonden, werkten, leefden. Tot hun naam op maandag op de transportlijst stond en het onvermijdelijke transport de dag erop volgde. ,,Die gezichten heb ik in mijn hoofd. Ik weet wie ze zijn. Vanwege de verhalen die erachter zitten. Vragen die mensen stellen. De foto’s die mensen komen brengen.’’

Levend document

Drie weken later. De deadlines zijn verstreken. De omslag van het boek is klaar en zelfs de verantwoording is geschreven. Kort voor haar vakantie, ‘drie weken van niets moeten’, belt Martin op. ,,Ik heb de eerste wijziging alweer doorgekregen. Iemand die niet in Auschwitz is overleden, maar in Buchenwald.’’ Hoe ze zich voelt? ,,Je weet dat het nooit af is. Dat is frustrerend.’’ Ze heeft er een oplossing voor bedacht. Online is straks een stickervel te downloaden, zodat onjuiste gegevens in het boek aangevuld kunnen worden. ,,Dit boek is een levend monument.’’

De frustratie van het nooit afkrijgen neemt ze op de koop toe. Het boek is zoveel meer dan 102.000 keer een droog feit. ,,Het is 102.000 keer een foto, het zijn 102.000 verhalen.’’ Veel van die duizenden glinsterende feiten blijven wat ze zijn: losse scherfjes. Maar soms lukt het Martin om een paar aan elkaar te lijmen. ,,Je moet je iedere keer blijven realiseren dat het gaat om een mens. Iemand zoals ik. Die botte pech had.’’